Platform voor buurtontwikkeling

Eerst het samen leven, dan de gezondheidszorg

Over de rol van de gemeenschappen in gezondheid en zorg
Publicatie
afbeelding van Daniël Pit  
24 april 2024
Foto van Piet-Hein Peeters

Wat kunnen gemeenschappen doen om een zorginfarct te voorkomen? Ze zijn niet het 1000 dingen doekje dat zorgakkoorden IZA, GALA en WOZO doen laten geloven. Gemeenschappen zijn op zichzelf de moeite waard en geen overheidsafdeling, schrijft Piet-Hein Peeters.

 

We staan voor grote opgaven in het zorg- en welzijnsdomein: we worden steeds ouder, de zorgvraag stijgt en de kosten lopen op. Tegelijkertijd zijn er onvoldoende professionals om aan die vraag te voldoen. In het preventiebeleid wordt veel verwacht van een sterke sociale basis en bewonersinitiatieven. In het essay Eerst het samen leven, dan de gezondheidszorg opent journalist Piet-Hein Peeters het gesprek over de rol van de gemeenschappen in gezondheid en zorg. Hij schreef dit essay in opdracht LSAbewoners. 

‘Peeters ziet dat er aan die tafels nog te weinig plek is voor de mensen waarom het gaat, de burgers zelf.’

Akkoorden

De beleidsmakers in de gezondheidszorg hebben de burger ontdekt als potentiële arbeidskracht, schrijft Peeters. Zo wordt in het Integraal Zorg Akkoord (IZA) en het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) het versterken van de sociale basis voorgesteld als oplossing voor het dreigend zorginfarct. Het idee is dat burgers meer voor elkaar kunnen doen als het gaat om (dagelijkse) hulp en ondersteuning. Met die akkoorden is ook flink wat geld beschikbaar gekomen. Vooralsnog resulteert dat in allerlei overlegtafels waaraan plannen worden gesmeed om de beoogde ontwikkeling vorm te geven. Peeters ziet dat er aan die tafels nog te weinig plek is voor de mensen waarom het gaat: de burgers zelf.

Decentralisaties

Hij ontwaart in deze ontwikkeling gelijkenissen met hoe het ging rondom de decentralisatie in 2015 en schrijft daarover: ‘Opnieuw is het idee dat de burger ‘het gaat doen’. En het stimuleren ervan gebeurt met dezelfde ‘logica’: beleid en geld vanuit de landelijke overheid gericht op lokale overheid en lokaal en regionaal werkende professionele organisaties. Het is plausibel dat de volgens die overheid zo nodige gemeenschapsontwikkeling dus niet van de grond komt.’ 

Er wordt al heel veel zorg en ondersteuning verleend vanuit de samenleving. Denk daarbij aan de miljoenen mantelzorgers die Nederland rijk is. Op het samenspel tussen deze onmisbare vorm van ‘burgerkracht’ en (zorg)professionals is volgens Peeters nog wel wat aan te merken.

‘Deze gemeenschappen lijken eerder ondanks dan dankzij professionals en beleid te zijn ontstaan.’

Naast mantelzorgers is er ook steeds meer aandacht voor zogeheten ‘zorgzame gemeenschappen’. Dorpen, buurten en wijken waarin zich gemeenschappen ontwikkelen die naar elkaar omkijken, elkaar helpen en voor elkaar zorgen. Sterke sociale bases dus. Ook tussen dit soort initiatieven en de institutionele wereld ziet Peeters een ambivalente verhouding. ‘Deze gemeenschappen lijken eerder ondanks dan dankzij professionals en beleid te zijn ontstaan. Soms kun je wel zeggen dat juist het wegvallen van professionele steun de aanleiding was voor bewoners om de ontwikkeling van de gemeenschap ter hand te nemen’, schrijft Peeters. 

Gemeenschappen

Peeters haalt, de in 2019 overleden, Nico de Boer aan om te bepleiten dat het belang van gemeenschappen groter is dan het dichtlopen van gaten in de gezondheidszorg. ‘Mensen die met elkaar leven, die met elkaar verantwoordelijkheid ontwikkelen, hun gezamenlijke leven organiseren, zijn van zichzelf van grote waarde.’ Het is niet logisch om, zoals de RVS adviseerde, eerst te investeren in co-creatie met burgerinitiatieven. Peeters stelt dat werkzame factoren van hulpverlening zoals nabijheid, vertrouwen en continuïteit per definitie aanwezig zijn in een gemeenschap. 

Ondersteuning 

Wat is goed beleid voor de verdere ontwikkeling van deze gemeenschappen, van gemeenschapszin? Daar is al veel over gezegd en geschreven, volgens Peeters komt het er vaak op neer dat de wereld van het beleid het anders moet doen, wat hem betreft een grijsgedraaide plaat. Peeters grijpt terug op de constatering dat gemeenschappen een intrinsieke waarde hebben en stelt voor in te zetten op gemeenschapsversterking door clubs als LSAbewoners en NLZVE. Want er is soms professionele ondersteuning nodig, het komt niet altijd vanzelf goed. Ondersteuning die verder moet gaan dan adviseren, aldus Peeters, er moet ook geld op tafel komen als dat nodig is. 

‘Laten we er niet aan trekken, maar kijken wat er gaat groeien door er te zaaien.’

Opbouwwerk

In diezelfde lijn pleit Peeters ook voor revitalisatie van het opbouwwerk, een proces dat al een paar jaar aan de gang is en wordt aangejaagd door onder meer Krachtproef, BPSW, Sociaal Werk Nederland en Movisie. Peeters noemt daarbij de recente publicatie: Laten we het eens over samenlevingsopbouw hebben. De dienstbaarheid naar buurt- en wijkbewoners, meer nog dan naar beleidsmakers, maakt deze beroepsgroep volgens Peeters bij uitstek geschikt als gemeenschapsondersteuner. 

De samenleving is geen hoofdstuk in een beleidskader, geen afdeling en geen personeelscapaciteit, aldus Peeters. ‘Samen leven’ is van waarde in zichzelf. Het essay sluit dan ook af met de stellingname: ‘Zorgen voor elkaar is wel iets wat normaal is in een gezonde samenleving. (…) Laten we er niet aan trekken, maar kijken wat er gaat groeien door er te zaaien.’ 

Lees meer over:
afbeelding van Daniël Pit  

Daniël Pit

Ik hou me bezig met de vakontwikkeling van het opbouwwerk in Nederland. Dat doe ik onder meer door trainingen te geven en organisaties te helpen met het versterken van gemeenschappen in dorpen en wijken.