Platform voor buurtontwikkeling

Informeel buurtnetwerk kan de zorg voor verstandelijk en psychisch beperkte bewoners niet overnemen

Eens of oneens?
Opinie
afbeelding van Femianne Bredewold  
afbeelding van Jean-Pierre Wilken  
afbeelding van Doortje Kal  
15 september 2016
Stelling: de zorg voor verstandelijk en psychisch beperkte bewoners kan niet worden overgelaten aan het informele buurtnetwerk

Foto: Duncan Rawlinson (Flickr Creative Commons)

De begrippen burenhulp, nabuurschap en onderlinge zorg voor elkaar houden nauw verband met een leefbare buurt. Gemeenten zetten in op minder hulp van sociale professionals en meer op steun van buurtgenoten. Maar in hoeverre is dat haalbaar?

Een boodschap doen voor een lieve oude buurvrouw lijkt voor velen geen probleem. Maar geldt dat ook voor hulp aan de buurman die zichzelf slecht verzorgt, die drank of drugs gebruikt, in zichzelf praat of voor overlast zorgt? En voor de buurvrouw die geen grens kent in het vragen om aandacht?

Buurtwijs legt de stelling ‘de zorg voor verstandelijk en psychisch beperkte bewoners kan niet worden overgelaten aan het informele buurtnetwerk’ voor aan Femmianne Bredewold, Jean-Pierre Wilken en Doortje Kal.

De plantjes water geven

Jean-Pierre Wilken is lector Participatie, Zorg en Ondersteuning aan de Hogeschool Utrecht. Hij vindt dat de stelling alle mensen met een beperking over één kam scheert: ‘Over het algemeen gaat het om kwetsbare mensen. Omdat ze in jouw buurt wonen, kun je er niet omheen. Zelfs al wil je ze negeren, ze zijn er gewoon, en heb je er toch last van (of van hun gedrag, of van je geweten als je niets doet). De meeste mensen willen best helpen. Al is het maar om een oogje in het zeil te houden.’

Femmianne Bredewold, onderzoeker en auteur van Lof der oppervlakkigheid, concludeert het zelfde: ‘Mijn eigen en ander onderzoek laat zien dat buren wel bereid zijn om iets voor elkaar te doen, maar dat het dan moet gaan om lichte hulp en zorg die op basis van wederkerigheid vorm krijgt (ik geef jouw plantjes water in de vakantie, jij verzorgt mijn kat als ik een weekend weg ga).’

Te veel vertrouwen in informeel netwerk

Toch is zij het eens met de stelling dat de zorg niet aan het informele netwerk kan worden overgelaten. Ze waarschuwt dat gemeenten, en anderen die zich met de veranderingen in de zorg bezig houden, veel te gemakkelijk vertrouwen op de inzet via informele zorg ‘zonder rekening te houden met hoe relaties werken en wat je er van kan verwachten’. Want: ‘een grote groep bewoners gaat het contact met beperkte buren niet aan, maar houdt het zelfs af.’

Samenleving is exclusief voor normale mensen

Doortje Kal, bijzonder lector Kwartiermaken (2011-2013) bij Hogeschool Utrecht, is het ook eens met de stelling. ‘Máár’ voegt ze daar aan toe: ‘Er moet wel gewerkt worden aan een gastvrije samenleving: decennialang werd iedereen die anders was van een etiket voorzien en naar de ambulante of intramurale zorg verwezen. De samenleving werd steeds meer exclusief voor mensen die normaal mee konden doen in de ratrace van het leveren van meer en betere prestaties. De anderen, de ‘anderszijnden’, de minder of anders presterenden, de 'sociaal overbodigen' werd slechts een al of niet verzorgde plek in de marge gegund.’

Professionele inzet is nodig

Alle drie zijn ze het erover eens dat professionele inzet nodig is voor kwetsbare buurtbewoners. Volgens Jean-Pierre Wilken is dat nodig voor de ondersteuning bij de opzet van informele steunnetwerken en om taken en verantwoordelijkheden te verdelen. Doortje Kal pleit voor Kwartiermakers die mensen uitnodigen om ‘iets buiten het gewone te doen voor een buiten-gewone ander’ omdat inclusie volgens haar alleen kan lukken als burgers en instanties bereid zijn voorbij het ‘normale’ of het ‘gewone’ te denken. Omdat het gewone denken juist uitsluiting teweeg brengt. Femmianne Bredewold pleit ervoor dat professionals al doende niet ‘op hun handen zitten’ maar actief hun handen uit de mouwen steken om te helpen organiseren en te bemiddelen bij het leggen van contacten.

 

Lees hier de volledige reactie van Femmianne Bredewold

 

Femmianne Bredewold is het eens met de stelling: ‘Gemeentelijke overheden, sociale professionals en veel anderen die zich bezighouden met veranderingen in de zorg, hebben hun mond vol van ‘de onvermijdelijkheid van zelfredzaamheid’, professionals die ‘slechts passanten zijn’, die een overstap moeten maken van ‘zorgen voor naar zorgen dat’, die ‘op hun handen moeten zitten’ en ga zo maar even door. Ze vertrouwen veel te gemakkelijk op de inzet van informele zorg zonder dat ze rekening houden met hoe relaties werken en wat je er van kan verwachten. Daarnaast maken ze weinig concreet hoe die inzet op zelfredzaamheid vorm zou moeten krijgen. Je kunt er niet zomaar van uitgaan dat buren gaan helpen en zorgen. Al helemaal niet als het gaat om hulp en zorg voor mensen met een verstandelijke en of psychische beperking.’

‘Buren zijn bang voor onverwachts en onvoorspelbaar gedrag, overvraging en ze realiseren zich dat wederkerigheid er niet vanzelfsprekend in zit.’

‘Mijn eigen en ander onderzoek laat zien dat buren wel bereid zijn om iets voor elkaar te doen, maar dat het dan moet gaan om lichte hulp en zorg die vorm krijgt op basis van wederkerigheid (ik geef jouw plantjes water in de vakantie, jij verzorgt mijn kat als ik een weekend weg ga). Als er mensen met een beperking in het spel zijn, zijn buren vaak nog voorzichtiger. Ze zijn bang voor onverwachts en onvoorspelbaar gedrag, overvraging en realiseren zich dat wederkerigheid er niet vanzelfsprekend in zit. Hierdoor gaat een grote groep buurtbewoners het contact niet aan, houdt het zelfs af. En vanwege het niet begrijpen van elkaar, ontstaan er gemakkelijk problemen tussen buren met en zonder beperking. Buren snappen niet waarom hun buurtgenoot met een beperking zich niet aan de regels houdt. Waarom hij steeds weer voor de deur staat, lawaai maakt in de tuin etc. Buren met een beperking snappen niet waarom de buurman zo boos wordt wanneer hij gewoon om hulp komt vragen voor de vierde keer op een dag. Buren zonder beperking houden het contact daarom het liefst licht en oppervlakkig. Elkaar groeten en een praatje maken op straat of bij de winkel. Dat is heel belangrijk voor de integratie van mensen met een beperking, maar het is nog geen hulp zoals de overheid zich dat voorstelt en al helemaal geen zorg!’

‘Als we dat echt willen; meer hulp en zorg voor mensen met een beperking in de buurt dan moeten we hier flink in investeren. Zorgen dat er sociale professionals zijn die actief het contact organiseren en helpen onderhouden. Die helpen bemiddelen in contact en daarmee ruimte maken voor mensen met een beperking in de buurt. Sociale professionals moeten dan actief hun handen uit de mouwen steken en zeker niet op die handen gaan zitten. Dat zou wel vreselijk naïef zijn!’

 

Lees hier de volledige reactie van Jean-Pierre Wilken

 

Jean-Pierre Wilken: ‘De stelling scheert alle mensen met een verstandelijke of psychische beperking over een kam. Het gaat hier met name om de buurman of buurvrouw in het voorbeeld, dus mensen waarover je je zorgen zou kunnen maken. Mensen die overlast veroorzaken, die in sociaal opzicht storend zijn, of, een derde categorie die veel voorkomt: mensen die sociaal zeer geïsoleerd leven, zonder dat ze 'storend' zijn.’

‘Over het algemeen gaat het om kwetsbare mensen. Omdat ze wonen in jouw buurt, kun je er niet omheen. Zelfs al wil je ze negeren, ze zijn er gewoon, en heb je er toch last van (of van hun gedrag, of van je geweten als je niets doet). De meeste mensen willen best helpen, al is het maar door een oogje in het zeil te houden. Maar niet alleen. Juist hier is een samenwerking tussen buurtbewoners en professionals van essentieel belang.’

‘De meeste mensen willen best helpen, al is het maar door een oogje in het zeil te houden. Maar niet alleen.’

‘Professionele inzet is nodig om de persoon met de hulpbehoefte te bereiken en goede zorg te geven. Hier hoort ook bij het helpen organiseren van informele inzet, en op een zodanige wijze verantwoordelijkheden en taken te verdelen dat het voor iedereen te doen is. We noemen dit ook wel het creëren van een persoonlijk steunsysteem, waarbij gebruik gemaakt wordt van de beschikbare mogelijkheden van een maatschappelijk steunsysteem. Hoewel er in Nederland al goede voorbeelden zijn hoe dit gerealiseerd kan worden, moet er nog wel veel werk verzet worden om de formele en de informele zorg goed op elkaar te laten aansluiten.’

 

Lees hier de volledige reactie van Doortje Kal

 

Doortje Kal: ‘Mijn antwoord is vanzelfsprekend: nee, natuurlijk is het buurtnetwerk niet in staat kwetsbare bewoners te ondersteunen. Maar, er is wel een groot MAAR.’

‘Decennialang is in steeds sterkere mate iedereen die anders was van een etiket voorzien en naar de ambulante of intramurale zorg verwezen. Naar de maatschappelijke of sociale omstandigheden die de problemen veroorzaakten, verergerden of voort lieten duren werd steeds minder gekeken. De samenleving werd steeds meer exclusief voor mensen die normaal mee konden doen in de ratrace van het leveren van meer en betere prestaties. De anderen, de anderszijnden, de minder of anders presterenden, de 'sociaal overbodigen' werd slechts een al of niet verzorgde plek in de marge gegund.’

'Kwartiermakers proberen te achterhalen wat 'de anderen' nodig hebben om zich welkom en gewaardeerd te voelen in hun andersheid'

‘De transformaties die nu aan de orde zijn, moeten precies die beweging omkeren en meer inclusie bewerkstelligen: erbij horen en mee kunnen doen naar eigen wens en mogelijkheden. Daarvoor is het nodig dat de zorg zich meer oriënteert op de leefwereld; dat ze de kansen aangrijpt die onder andere in het informele buurtnetwerk liggen en dat de zorg de obstakels - bijvoorbeeld van stigmatisering en discriminatie - signaleert en aanpakt.’

‘Daarbij zijn kwartiermakers hard nodig. Samen met ervaringsdeskundigen trekken zij op vanuit de erkenning dat sommige mensen zich niet zo vanzelfsprekend bewegen in deze gekke samenleving en hard een steuntje in de rug nodig hebben. Zij proberen te achterhalen wat 'de anderen' nodig hebben om zich welkom en gewaardeerd te voelen in hun andersheid. Kwartier maken draait steeds om de vraag hoe te werken aan een gastvrije samenleving, aan ruimte voor en betrokkenheid op mensen die van de (kleine) meerderheid verschillen op heel uiteenlopende wijze. Hoe kunnen we de gewone gang van zaken, 'de normaliteit' opschorten op een dusdanige manier dat die ander mee kan doen naar eigen wens en mogelijkheden. Van (ook kunst-) instellingen en bedrijven, kerken en verenigingen, medeburgers en overheden, sportclubs, buurtcentra en onderwijsinstellingen wordt gevraagd iets buiten het gewone te doen voor een buiten-gewone ander.’

‘Daarvoor is het nodig dat hulp- en dienstverlening zich niet terugtrekken achter hun institutionele muren, maar dat ze juist in de leefwereld opereren en omstanders (incl. mantelzorgers) ondersteunen in hun participatiewerk en zodoende helpen het draagvlak voor inclusie te onderhouden.’  

‘Hoewel de uitgaven voor Ggz de afgelopen tien jaar zijn verdubbeld en dit geld, zoals gezegd, de inclusie niet verder heeft gebracht, zijn bezuinigingen op sociaal terrein niet wenselijk en ook helemaal niet nodig.  Uit de Panamapapers blijkt (weer eens) dat er geld genoeg is, zeker ook in Nederland, als we ons belastingparadijs opheffen en geld innen waar het zit.’

 

afbeelding van Femianne Bredewold  

Femianne Bredewold

<p>Onderzoeker en projectmanager bij Fontys Hogeschool, Lectoraat beroepsinnovatie Social Work en auteur van Lof der oppervlakkigheid</p>
afbeelding van Jean-Pierre Wilken  

Jean-Pierre Wilken

Jean-Pierre Wilken is lector Participatie, Zorg en Ondersteuning aan de Hogeschool Utrecht.
afbeelding van Doortje Kal  

Doortje Kal

<p>Doortje Kal was van 2011 tot 2013 bijzonder lector Kwartiermaken bij Hogeschool Utrecht, aangehaakt bij het Lectoraat Participatie, Zorg en Ondersteuning van Jean-Pierre Wilken.

Lees meer: